Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0070

Datum uitspraak2007-03-07
Datum gepubliceerd2007-03-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200605700/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij brief van 26 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (hierna: het college) appellante medegedeeld dat haar verzoek tot wijziging van een aantekening op een inspectiestaat van 24 oktober 2000 niet kan worden ingewilligd.


Uitspraak

200605700/1. Datum uitspraak: 7 maart 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de stichting "Stichting W.I.A. 1999", gevestigd te Amsterdam, appellante, tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05-5976 van de rechtbank Haarlem van 10 juli 2006 in het geding tussen: appellante en het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. 1.    Procesverloop Bij brief van 26 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (hierna: het college) appellante medegedeeld dat haar verzoek tot wijziging van een aantekening op een inspectiestaat van 24 oktober 2000 niet kan worden ingewilligd. Bij besluit van 14 oktober 2005 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 10 juli 2006, verzonden op 13 juli 2006, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 augustus 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 12 september 2006 heeft het college van antwoord gediend. Bij brief van 25 januari 2007 heeft appellante nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij gezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 februari 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door O. de Rooij en drs. P.C.C. Rodenburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. ing. J.H.L.M. de Dood, ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Appellante betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de brief van het college van 26 juli 2005 geen besluit in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht inhoudt. De aantekening op de inspectiestaat berust niet op een wettelijke bevoegdheid maar betreft een feitelijke handeling. De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat deze aantekening slechts onderdeel is van een interne procedure binnen de gemeente en niet op rechtsgevolg is gericht. De reactie van het college op het verzoek van appellante om die aantekening te wijzigen is - zo heeft de rechtbank eveneens met juistheid overwogen - evenmin een besluit in de zin van voormelde bepaling. De rechtbank is terecht tot de slotsom gekomen dat het college het tegen de brief van 26 juli 2005 gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. 2.2.    Voor zover hetgeen appellante heeft aangevoerd mede een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht inhoudt, bestaat daarvoor geen grond, reeds omdat het hoger beroep ongegrond is. 2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat. w.g. Bijloos w.g. Van Meurs-Heuvel Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2007 47-496.